-
1 piddle
n. een plasje doen (kindertaal)--------v. een plasje doen (kindertaal)piddle11 plasje————————piddle2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:piddle away one's time • zijn tijd verspillen -
2 wee
adj. klein; weinig--------n. kleine hoeveelheid; korte tijdwee1♦voorbeelden:II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel; kindertaal〉1 plasje♦voorbeelden:1 do (a) wee, have a wee • een plasje plegen/doen————————wee2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈informeel; kindertaal〉1 klein♦voorbeelden:————————wee3, weeweewee〈 werkwoord〉 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel; kindertaal〉 -
3 pipi
pipi [piepie]〈m.〉♦voorbeelden:1 du pipi de chat • bocht, uilenzeikdame pipi • toiletjuffaire pipi • een plasje doen -
4 Pipi
-
5 piss
n. pis (slang)--------v. pissen, plassen, urineren; irriteren, boos makenpiss11 pis♦voorbeelden:take the piss out of someone • iemand voor de gek houden————————piss2♦voorbeelden:it pisses me off • ik ben het beu/zat, ik ben woest -
6 take a piss
-
7 faire pipi
faire pipi -
8 Bach
〈m.; Bach(e)s, Bäche〉♦voorbeelden:mit dem Geschäft geht es den Bach herunter • met die zaak gaat het bergaf -
9 Pipi machen
-
10 einen Bach machen
-
11 pee
n. plasje, kleine boodschap (slang); urine--------v. plassen (slang)pee1♦voorbeelden:————————pee21 plassen♦voorbeelden: -
12 go for/have/take a pee
go for/have/take a pee
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский